Richtlijnen Monstername

Richtlijnen voor afname, transport en bewaring  

Verschillende instructies zijn opgesteld afhankelijk van het type monster: vochten, biopten, resectiespecimens. 

Aangezien het soort onderzoek mede bepaalt op welke manier het monster het best wordt aangeleverd, staat per monster de meest gebruikelijke onderzoeken vermeld met hierbij het fixatief en recipiënt waarin deze bij voorkeur getransporteerd worden naar het laboratorium patholoog anatomie. 

Bij twijfel over de behandeling van monsters voor transport, kunt u met een patholoog overleggen, die te contacteren is via het secretariaat. 

Voor routine histopathologisch onderzoek worden biopten na afname gefixeerd in formaldehyde 4% (NF4) en wordt het uur van fixatie genoteerd op het aanvraagformulier.Chirurgische resectiespecimens worden zo snel mogelijk niet gefixeerd aangeleverd. De monsters worden dadelijk na aankomst in het labo verder behandeld. Ze worden door een patholoog macroscopisch onderzocht en gefixeerd in NF4, eventueel na afname van weefsel voor specifieke onderzoeken of om door te sturen naar het labo Klinische Biologie (zie verder). 

Voor volgende onderzoeken is 'vers', niet gefixeerd weefsel nodig: 

- peroperatoir vriescoupe-onderzoek, 
- histochemisch onderzoek op vriescoupes: enzymatische kleuringen, bv. acetylcholinesterasekleuring,  
- bij klinisch vermoeden van lymfoom: immuunhistochemie op vriescoupes, bv. bepaling van Kappa- en Lambda-lichte keten expressie, 
- bij huidbiopten met klinisch vermoeden van vasculitis of systeemziekten: immuunfluorescentie- onderzoek op vriescoupes, 
- bij nierbiopten of myocardbiopten: immuunfluorescentie-onderzoek op vriescoupes, 
- bij alle biopten en resectiespecimens die door de patholoog geheel of gedeeltelijk ingevroren worden in het kader van een klinische studie, voor de aanleg van een weefselbank of om door te sturen naar het labo Klinische Biologie, afdeling hematologie of microbiologie, 

Onderstaande tabel geeft de mogelijke en absoluut te mijden bewaarcondities aan voor de verschillende onderzoeken: 

Type onderzoek  Wijze van transport NIET IN
Peroperatoir VC-onderzoek  Droog Fysiologisch / kweekmedium 
Histochemie Droog of ingevroren  Fysiologisch / kweekmedium
Immuunfluorescentie Ingevroren / Fysiologisch / kweekmedium / Michel's medium   
Elektronenmicroscopie Glutaaraldehyde 2% / Fysiologisch  Droog
Klinische studie Droog  
Uitbesteding voor flowcytometrie Droog  
Uitbesteding voor moleculaire diagnostiek Droog/ Ingevroren  
Uitbesteding voor microbiologie Droog Fysiologisch / Ingevroren 

 

Een niet gefixeerd monster kan als volgt getransporteerd worden:  

- ‘droog’ in een leeg recipiënt, zo mogelijk gekoeld op ijs,  
- in fysiologische vloeistof of in kweekmedium zoals RPMI 1640, 
- ‘droog’ in een recipiënt ingevroren in een container vloeibare stikstof. 

Het versturen van een biopt op een gaasje is niet aangewezen omdat het verwijderen van het gaasje vaak tot fragmentatie van het biopt leidt. 

Criteria voor versturing bij volgende onderzoeken: 

Immuunfluorescentie onderzoek  
- indien het monster onmiddellijk getransporteerd kan worden: droog, niet ingevroren 
- indien de duur van het transport geschat wordt op meer dan 30 minuten: in fysiologische oplossing of kweekmedium

Elektronenmicroscopisch onderzoek 
Idealiter worden de biopten onmiddellijk in enkele kleine stukjes van 1 mm diameter gesneden en gefixeerd in een recipiënt met glutaaraldehyde 2% (recipiënten te verkrijgen op het labo) 

Monsteridentificatie en –etikettering 

Biopten, chirurgische resectiespecimens en vochten worden na afname in een gesloten recipiënt getransporteerd. Op elk recipiënt wordt een etiket aangebracht met nummering en met de correcte patiëntengegevens: ten minste naam, voornaam en geboortedatum. 

De aanvragende arts vermeldt datum en uur van afname en nummering en inhoud van de recipiënten op het aanvraagformulier, overeenkomend met de nummering op de recipiënten, en vult ook de overige gegevens in (zie Aanvraagformulieren).